Een Pingo verkennen

Met het smelten van het ijs in de laatste ijstijd zijn er in het landschap depressies ontstaan. Op de hoogtekaart van Drenthe kan men duizenden van dat soort laagtes vinden, sommige daarvan zijn zogenaamde pingoruïnes. De wandelaar ziet in het veld enkel een meertje, vennetje of poel, vaak een verwilderde plek.
Voor een leek zijn pingoruïnes als zodanig niet direct herkenbaar.

Behalve de toegankelijk gemaakte pingoruïne van Natuurschoon liggen er in Terheijl nog een aantal, minder herkenbare, pingoruïnes.

De Snoekdobbe is een pingo die inmiddels is verland. Verandering in de waterhuishouding van Terheijl hebben de plek bijna drooggelegd. De verhalen over het vangen van vis in het meertje en het schaatsen op het ijs in de winter, worden door de oudere bewoners nog verteld. Maar voor de jeugd is er slechts een kleine wildernis; voor sommigen een goede schuilplaats.

Het struweel biedt rugdekking en beschutting voor dieren.
Wanneer men even stilhoudt, hoor je hier vogels, zie je hazen. In de ochtend springen de reeën uit het riet tevoorschijn en steken schichtig de weide over.

Pingoruïnes vormen door de erin aanwezige pollen kleine databanken. Het zijn geologische en biologische schatkisten. Onderzoek van pollen in het bodemmateriaal verschaft wetenschappelijk inzicht in de vegetatiegeschiedenis en de klimaatontwikkeling van de laatste ijstijd (het Weichselien) en het daarop volgende en warmere Holoceen.